De fabriek van Pilat&Pilat in Bosnië groeide in nog geen vijftien jaar tijd uit tot een begrip. Lockwood produceert allang niet meer alleen de Famylje-collectie, ook andere bedrijven besteden er hun productie uit.
Het begon allemaal met een opmerking van een van de medewerkers in Twijzel, de voor de oorlog op de Balkan gevluchte Zarko Mandir. Pilat&Pilat groeide snel in de jaren negentig en de eigen werkplaats kon de productie nauwelijks bijbenen. ‘Tot die tijd gebeurde alles in Friesland’, vertelt Gjalt Pilat. ‘We kochten het hout lokaal in en maakten de meubels in eigen werkplaats. Zarko wees me op de mogelijkhheden van zijn geboorteland Bosnië. Bijna 80 procent van het land is bebost, het hout gaat daar zo van het land de fabriek in.’
Een bezoek aan Bosnië veranderde alles. Gjalt: ‘Ik voelde: als ik iets nieuws moet opzetten, doe ik dat graag hier. Bosnië doet me een beetje denken aan het Friese platteland van de jaren vijftig. Mensen trouwen er jong en krijgen dan kinderen. En iedereen heeft een moestuin waar nog onbespoten groente wordt verbouwd. Als ondernemer ben ik een snelle beslisser. Voelt het goed? Dan gaan we het doen.’ Vanaf 2003 groeide de fabriek Nordent in Bosnië organisch mee met het bedrijf, Gjalt Pilat verdeelde vanaf dat moment zijn tijd tussen zijn beide ‘famyljes’, die in Twijzel en die in Tesanj.
De aanhoudende groei dwong Pilat tot nieuwe stappen. In 2017 opende de nieuwe uitbreiding van de fabriek in Tesanj, Lockwood – inmiddels een samenwerking met kastenbedrijf Interstar uit Assen. Lockwood telt vandaag de dag 4000 meter productieruimte. Naast de massief hout-werkplaats is er nu ook een afdeling voor fineer- en plaatmateriaal, met twee CNC-freesmachines, een metaalwerkplaats, lakspuiterij en stoffeerderij. In de houtschuur ligt duizend kuub eiken-, iepen- en notenhout klaar om verwerkt te worden. De heropening van Lockwood lijkt precies op tijd, want interesse is er volop. Nu de economie aantrekt, staan andere (Nederlandse) meubelmerken in de rij om ook delen van hun productie in Tesanj uit te besteden. Bosnië maakt mogelijk wat in eigen land niet meer kan: duurzame productie van hoge kwaliteit.
‘Er zijn mensen, er is eten, muziek en gastvrijheid. Zo ken ik de Bosniërs’
Inmiddels werken ongeveer zestig mensen in de fabriek van Lockwood, waarvan tien vrouwen. Pilat: ‘Wij kunnen de komende jaren groeien naar zo’n tachtig medewerkers in deze fabriek.’ De kracht van Lockwood, volgens de ondernemer, is dat het familiebedrijf met oog voor continuïteit bereid is om netwerken te delen.
Heel voelbaar is dat tijdens de opening van het nieuwe Lockwood, op woensdag 17 mei 2017. Het is een op en top Bosnisch feest, in en rond het nieuwe gebouw, net buiten Tesanj. Of, om met Gjalt Pilat te spreken, voor wie Bosnië inmiddels een tweede vaderland is geworden: ‘Er zijn veel mensen, er is veel eten, muziek en gastvrijheid. Zo ken ik de Bosniërs.’ Terwijl onder de kap van de houtschuur speeches worden gehouden, ook door de burgemeester van het stadje, en de medewerkers dansen op de muziek van een Bosnisch orkestje, draaien buiten drie schapen aan het spit op een barbecue zo groot als een aanhangwagen. Ruim honderd Nederlandse gasten – relaties, vrienden, en familie van Pilat en Interstar – vieren het feest mee. Het is de officiële start van de nieuwe fabriek, en de joint venture van de twee meubelbedrijven uit het Noorden.
Wie om zich heen kijkt, ziet het zelf. De pro’s van Bosnië zijn overduidelijk: bossen vol hout, voldoende arbeidskrachten en een sterke industriële regio. Gjalt Pilat: ‘Eind jaren negentig kwam het besef: Alleen heel sterke merken overleven met productie in Nederland. Wilde ik de toekomst van onze kwaliteitsmeubels van massief hout veilig stellen, dan moesten de productiekosten omlaag.’ Die eerste reis met Zarko naar Bosnië herinnert hij zich goed. Dat was confronterend, door een landschap vol mijnen en kapotgeschoten huizen. ‘Het is mooi hoe het is gelopen. Dat Zarko ons naar Bosnië bracht, levert aan beide kanten wat op. Wij kunnen aan onze toekomst blijven bouwen, maar ook aan die van onze Bosnische ‘famylje’.’
Van werkplaats tot fabriek
De fabriek van Pilat&Pilat in Bosnië groeide in nog geen vijftien jaar tijd uit tot een begrip. Lockwood produceert allang niet meer alleen de Famylje-collectie, ook andere bedrijven besteden er hun productie uit.
Het begon allemaal met een opmerking van een van de medewerkers in Twijzel, de voor de oorlog op de Balkan gevluchte Zarko Mandir. Pilat&Pilat groeide snel in de jaren negentig en de eigen werkplaats kon de productie nauwelijks bijbenen. ‘Tot die tijd gebeurde alles in Friesland’, vertelt Gjalt Pilat. ‘We kochten het hout lokaal in en maakten de meubels in eigen werkplaats. Zarko wees me op de mogelijkhheden van zijn geboorteland Bosnië. Bijna 80 procent van het land is bebost, het hout gaat daar zo van het land de fabriek in.’
Een bezoek aan Bosnië veranderde alles. Gjalt: ‘Ik voelde: als ik iets nieuws moet opzetten, doe ik dat graag hier. Bosnië doet me een beetje denken aan het Friese platteland van de jaren vijftig. Mensen trouwen er jong en krijgen dan kinderen. En iedereen heeft een moestuin waar nog onbespoten groente wordt verbouwd. Als ondernemer ben ik een snelle beslisser. Voelt het goed? Dan gaan we het doen.’ Vanaf 2003 groeide de fabriek Nordent in Bosnië organisch mee met het bedrijf, Gjalt Pilat verdeelde vanaf dat moment zijn tijd tussen zijn beide ‘famyljes’, die in Twijzel en die in Tesanj.
De aanhoudende groei dwong Pilat tot nieuwe stappen. In 2017 opende de nieuwe uitbreiding van de fabriek in Tesanj, Lockwood – inmiddels een samenwerking met kastenbedrijf Interstar uit Assen. Lockwood telt vandaag de dag 4000 meter productieruimte. Naast de massief hout-werkplaats is er nu ook een afdeling voor fineer- en plaatmateriaal, met twee CNC-freesmachines, een metaalwerkplaats, lakspuiterij en stoffeerderij. In de houtschuur ligt duizend kuub eiken-, iepen- en notenhout klaar om verwerkt te worden. De heropening van Lockwood lijkt precies op tijd, want interesse is er volop. Nu de economie aantrekt, staan andere (Nederlandse) meubelmerken in de rij om ook delen van hun productie in Tesanj uit te besteden. Bosnië maakt mogelijk wat in eigen land niet meer kan: duurzame productie van hoge kwaliteit.
‘Er zijn mensen, er is eten, muziek en gastvrijheid. Zo ken ik de Bosniërs’
Inmiddels werken ongeveer zestig mensen in de fabriek van Lockwood, waarvan tien vrouwen. Pilat: ‘Wij kunnen de komende jaren groeien naar zo’n tachtig medewerkers in deze fabriek.’ De kracht van Lockwood, volgens de ondernemer, is dat het familiebedrijf met oog voor continuïteit bereid is om netwerken te delen.
Heel voelbaar is dat tijdens de opening van het nieuwe Lockwood, op woensdag 17 mei 2017. Het is een op en top Bosnisch feest, in en rond het nieuwe gebouw, net buiten Tesanj. Of, om met Gjalt Pilat te spreken, voor wie Bosnië inmiddels een tweede vaderland is geworden: ‘Er zijn veel mensen, er is veel eten, muziek en gastvrijheid. Zo ken ik de Bosniërs.’ Terwijl onder de kap van de houtschuur speeches worden gehouden, ook door de burgemeester van het stadje, en de medewerkers dansen op de muziek van een Bosnisch orkestje, draaien buiten drie schapen aan het spit op een barbecue zo groot als een aanhangwagen. Ruim honderd Nederlandse gasten – relaties, vrienden, en familie van Pilat en Interstar – vieren het feest mee. Het is de officiële start van de nieuwe fabriek, en de joint venture van de twee meubelbedrijven uit het Noorden.
Wie om zich heen kijkt, ziet het zelf. De pro’s van Bosnië zijn overduidelijk: bossen vol hout, voldoende arbeidskrachten en een sterke industriële regio. Gjalt Pilat: ‘Eind jaren negentig kwam het besef: Alleen heel sterke merken overleven met productie in Nederland. Wilde ik de toekomst van onze kwaliteitsmeubels van massief hout veilig stellen, dan moesten de productiekosten omlaag.’ Die eerste reis met Zarko naar Bosnië herinnert hij zich goed. Dat was confronterend, door een landschap vol mijnen en kapotgeschoten huizen. ‘Het is mooi hoe het is gelopen. Dat Zarko ons naar Bosnië bracht, levert aan beide kanten wat op. Wij kunnen aan onze toekomst blijven bouwen, maar ook aan die van onze Bosnische ‘famylje’.’
Tekst: Renske Schriemer